
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2020:702
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 06-03-2020
- Datum publicatie
- 11-03-2020
- Zaaknummer
-
202001429/2/V3
- Rechtsgebieden
-
Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 14 februari 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
202001429/2/V3.
Datum uitspraak: 6 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 februari 2020 in zaak nr. 19/8334 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 7 oktober 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 februari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om aan de vreemdeling binnen een termijn van twee weken een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2. Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Vonk
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2020
345-846.