
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2020:1902
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 12-08-2020
- Datum publicatie
- 19-08-2020
- Zaaknummer
-
202000674/1/V2
- Formele relaties
-
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2020:862, Niet ontvankelijk
- Rechtsgebieden
-
Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 20 december 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
202000674/1/V2.
Datum uitspraak: 12 augustus 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 januari 2020 in zaak nr. NL19.31780 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
1.1. De vreemdeling heeft eerder een tweede aanvraag ingediend om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft de staatssecretaris deze asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Het daartegen gerichte beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 23 september 2019 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2020:1896, heeft de Afdeling het hoger beroep daartegen gegrond verklaard en de uitspraak van 23 september 2019 en het besluit van 27 augustus 2019 vernietigd.
Op 29 januari 2020 heeft de vreemdeling een derde asielaanvraag ingediend. Deze uitspraak heeft betrekking op de derde asielprocedure.
1.2. Als gevolg van de al genoemde uitspraak van vandaag moet de staatssecretaris een nieuw besluit nemen op de tweede asielaanvraag van de vreemdeling. Daarbij moet hij uitgaan van de feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen. Zoals volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 14 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3455 en 31 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2859, heeft de vreemdeling daarom geen belang bij een uitspraak op het voorliggende hoger beroep.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Verheij w.g. Wolff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2020
942.