
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2017:718
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 14-03-2017
- Datum publicatie
- 22-03-2017
- Zaaknummer
-
201702129/1/A2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 7 maart 2017 heeft het college het verzoek van [appellante] om als kiesgerechtigde voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden geregistreerd, afgewezen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
201702129/1/A2.
Datum uitspraak: 14 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2017 heeft het college het verzoek van [appellante] om als kiesgerechtigde voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden geregistreerd, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De Kiesraad heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2017. [appellante] en het college zijn niet ter zitting verschenen. Ter zitting is de Kiesraad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. [appellante] is ingevolge artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht voor het door haar ingestelde beroep griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Ingevolge artikel D 9, tweede lid, van de Kieswet kan de voorzitter een kortere termijn stellen waarbinnen de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden.
2. [appellante] is bij brief van 10 maart 2017, diezelfde dag per e-mail verzonden, op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. In die brief is voorts vermeld dat de termijn voor het voldoen van het griffierecht is gesteld op 13 maart 2017 om 12:00 uur, zijnde het tijdstip van aanvang van de zitting. Het bedrag is niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellante] in verzuim is geweest.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Polak w.g. Rijsdijk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2017
705.