
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2017:2055
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 31-07-2017
- Datum publicatie
- 09-08-2017
- Zaaknummer
-
201701120/1/V2
- Formele relaties
-
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:101, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
-
Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
201701120/1/V2.
Datum uitspraak: 31 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 9 januari 2017 in zaak nr. 16/11907 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 9 januari 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in de eerste, vijfde en zesde grief is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. In de zevende grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet valt in te zien dat de vreemdeling, die afkomstig is uit Makhmour, zich niet opnieuw in de Koerdische Autonome Regio zal kunnen vestigen.
2.1. Uit rechtsoverweging 7.4. van de uitspraak van de Afdeling van heden, ECLI:NL:RVS:2017:2033, volgt dat de grief slaagt.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 30 mei 2016 wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigen.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 9 januari 2017 in zaak nr. 16/11907;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 30 mei 2016, V-nummer [...];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.495,00 (zegge: veertienhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Fernandez
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2017
753.