
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2014:3828
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 22-10-2014
- Datum publicatie
- 22-10-2014
- Zaaknummer
-
201403617/1/A4
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Bij uitspraak van 17 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
201403617/1/A4.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 maart 2014 in zaak nr. 14/357 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Procesverloop
Bij uitspraak van 17 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen gedane verzet ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door drs. M.S.J. Hoorntje, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Maeradji, werkzaam bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, zijn verschenen.
Het verzoek van [appellante] om heropening van het onderzoek heeft de Afdeling afgewezen.
Overwegingen
1. De aangevallen uitspraak is een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hiertegen kan ingevolge artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, geen hoger beroep worden ingesteld.
2. [appellante] betoogt dat niettemin grond bestaat voor de Afdeling om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat zij geen eerlijk proces heeft gekregen. De rechtbank heeft volgens [appellante] ten onrechte haar verzet ongegrond verklaard, omdat zij erop mocht vertrouwen dat zij na afloop van de termijn van twee weken alsnog een brief van de rechtbank zou ontvangen met daarin een nieuwe termijn om het griffierecht te voldoen.
3. Voor kennisneming van een hoger beroep in weerwil van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb kan grond bestaan in geval van zodanige schending van beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest.
3.1. Het betoog van [appellante] biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen zodanig heeft geschonden, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest. Dat [appellante] het niet eens is met de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering is daarvoor onvoldoende. Er bestaat daarom geen ruimte voor een doorbreking van het appèlverbod.
4. De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014
262-769.