
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2012:BW3836
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 25-04-2012
- Datum publicatie
- 25-04-2012
- Zaaknummer
-
201108714/1/A2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
201108714/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Brazilië,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2011 in zaak nr. 11/923 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand).
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 5 januari 2011 heeft de raad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2011, verzonden op 30 juni 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De aanvraag om toevoeging heeft betrekking op rechtsbijstand aan [appellante] door Janszen, advocaat, ten behoeve van cassatieberoep in haar strafzaak. Bij het besluit op bezwaar heeft de raad de afwijzing van deze aanvraag gehandhaafd.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat, gelet op de bewoordingen in het bezwaarschrift, Janszen namens zichzelf en niet mede namens [appellante] een bezwaarschrift heeft ingediend. Gelet daarop heeft zij bij de aangevallen uitspraak het beroep van [appellante] met toepassing van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. [appellante] voert aan dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het bezwaarschrift van 20 september 2010 uiteraard namens haar is ingediend.
2.4. Dit betoog faalt. Voor het maken van bezwaar heeft Janszen volstaan met het terugsturen van een kopie van het primaire besluit waarop over de bestaande tekst en in de marge met de hand de tekst "bezwaar" is geschreven met daaronder in steekwoorden dat [appellante] gedetineerd was ten tijde van de aanvraag en dat zij zonder vermogen of inkomen in de Nederlandse gevangenis zat. Gelet op deze tekst en nu dit bezwaarschrift daarenboven alleen door Janszen is ondertekend, heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit het bezwaarschrift niet kan worden afgeleid dat dit namens [appellante] is ingediend. Nu [appellante] voorts geen omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Smit-Colenbrander
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
432.