
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2010:BO1196
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 20-10-2010
- Datum publicatie
- 20-10-2010
- Zaaknummer
-
200909843/1/M1
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 3 juni 2009 heeft het college een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats], gegeven.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200909843/1/M1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2009 heeft het college een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats], gegeven.
Bij besluit van 3 november 2009, verzonden op 5 november 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, en het college, vertegenwoordigd door B. Arentz, G. Eleveld en ing. R.J.M. Oosterbaan, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door ir. C. van der Nat en [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 8 mei 2001 heeft het college aan [belanghebbende] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het op- en overslaan en bewerken van bedrijfsafvalstoffen uit de bouwsector op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft het college aan [belanghebbende] ten behoeve van de inrichting een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend.
2.2. Ingevolge artikel 8.4, vierde lid, van de Wet milieubeheer vervangt een met toepassing van dit artikel verleende vergunning, met ingang van het tijdstip waarop zij in werking treedt, de eerder voor de inrichting of met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde onderdelen daarvan verleende vergunningen. Deze vergunningen vervallen op het tijdstip waarop de met toepassing van dit artikel verleende vergunning onherroepelijk wordt.
2.3. De bij het besluit van 25 februari 2010 verleende revisievergunning is bij de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201003931/1/M1, onherroepelijk geworden. Dit heeft tot gevolg dat de bij het besluit van 8 mei 2001 verleende oprichtingsvergunning is komen te vervallen.
Nu de bij het besluit van 8 mei 2001 verleende oprichtingsvergunning is komen te vervallen, komt aan de bij het besluit van 3 juni 2009 gegeven verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, die ziet op deze oprichtingsvergunning, niet langer betekenis toe. Gelet hierop heeft [appellant] geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
195-625.