
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2010:BN1092
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 14-07-2010
- Datum publicatie
- 14-07-2010
- Zaaknummer
-
200909420/1/H2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 22 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur een leggerbesluit gewijzigd en daarbij een water op het perceel van [appellant] aangewezen als schouwwatergang.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200909420/1/H2.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2009 in zaak nr. 08/1180 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur een leggerbesluit gewijzigd en daarbij een water op het perceel van [appellant] aangewezen als schouwwatergang.
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 mei 2007 vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur de onderhoudsplicht van het desbetreffende deel van het water nader dient te bepalen.
Bij brief van 24 juni 2008 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het naar zijn zeggen door het dagelijks bestuur nietig verklaren van het besluit van 15 januari 2008.
Bij uitspraak van 29 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 16 en 17 februari 2010 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ter beoordeling ligt slechts voor de vraag of de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het college de aanwijzing van het water op het perceel van [appellant] als schouwwatergang heeft vernietigd en dat daarmee de op [appellant] rustende onderhoudsverplichting is komen te vervallen. Niet is gebleken dat het dagelijks bestuur met betrekking tot de legger een nieuw besluit heeft genomen dan wel een besluit heeft genomen waarbij [appellant] bestuursdwang wordt aangezegd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] ook geen feiten of omstandigheden gesteld waardoor hij redelijkerwijs kon menen dat dit wel het geval was. Het enkele vermoeden van [appellant] is daarvoor onvoldoende. Van een besluit waartegen [appellant] beroep kan instellen is dan ook geen sprake.
Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
362.