
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2010:BL9588
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 24-03-2010
- Datum publicatie
- 31-03-2010
- Zaaknummer
-
200907985/2/R3
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Nassaulaan" vastgesteld.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200907985/2/R3.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Baarle-Nassau,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Nassaulaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2009, beroep ingesteld. [verzoekers] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 29 oktober 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 maart 2010, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. W. Krijger, werkzaam bij Krijger Advies, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J.H. Keijsers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Ruimte voor Ruimte I C.V., vertegenwoordigd door C.J.M. Swart, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in woningbouw aan de Nassaulaan in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling.
2.3. [verzoekers] kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij betogen dat aan het plan een onvoldoende draagkrachtige motivering ten grondslag is gelegd. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat het plan in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid en dat er geschikte alternatieve locaties denkbaar zijn. Voorts is volgens hen niet aangetoond dat er vraag is naar de woningen, maar heeft de raad zich in dit kader slechts laten leiden door financiƫle belangen. Tot slot wordt gevreesd voor aantasting van het woon- en leefklimaat alsmede voor waardevermindering van de woningen van [verzoekers].
2.3.1. Uit de stukken is gebleken dat het plan zal worden ontwikkeld door de Ruimte voor Ruimte I C.V.. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat er nog geen aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend. De Ruimte voor Ruimte I C.V. heeft vervolgens toegezegd geen bouwvergunning te zullen aanvragen en te zullen wachten met de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de gronden totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Tevens heeft de Ruimte voor Ruimte I C.V. ter zitting de modelkoopovereenkomst overgelegd die geldt voor de verkoop van de kavels. Gelet op de voorwaarden in deze modelkoopovereenkomst wordt naar het oordeel van de voorzitter op toereikende wijze contractueel vastgelegd dat eventuele kopers evenmin een bouwvergunning zullen aanvragen voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
Gelet op het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat het redelijkerwijs niet is te verwachten dat er voor de uitspraak in de bodemprocedure een bouwvergunning zal worden aangevraagd. Derhalve ontbreekt de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.3.2. Ten overvloede wijst de voorzitter erop dat het verzoekers vrij staat opnieuw een voorlopige voorziening te vragen, indien desondanks een bouwvergunning zou worden aangevraagd voordat op hun beroep is beslist.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
208-605.