
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2010:BL8679
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 24-03-2010
- Datum publicatie
- 24-03-2010
- Zaaknummer
-
200905111/1/M2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder], een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 19 juni 2009 ter inzage gelegd.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200905111/1/M2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Deurne,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder], een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 19 juni 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2010, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door C.G.M. Claessens en M.J.Th. van der Heijden, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder, vertegenwoordig door mr. R.A.M. Verkoijen en [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet op de uitbreiding van de inrichting met een houtkachel en een stookinstallatie op aardgas.
In deze procedure is alleen de rechtmatigheid van deze vergunning aan de orde. De door [appellanten] aangevoerde beroepsgronden die daar geen betrekking op hebben, zoals de gronden over het gebruik van de kachel in het woonhuis en over de in het verleden door de vergunninghouder verrichte activiteiten, kunnen daarom niet slagen. Hetzelfde geldt voor de gronden over de naleving van de vergunning, zoals het in strijd met de vergunning opslaan en stoken van bepaalde soorten hout. Voor zover de vergunning niet wordt nageleefd kan bij het college een verzoek om handhaving worden ingediend.
2.2. [appellanten] stellen rook- en stankoverlast te ondervinden van het gebruik van de houtkachel in de inrichting. Zij betogen in dit verband onder meer dat niet aan de in de vergunning voorgeschreven emissie-eis van stof kan worden voldaan.
2.2.1. Ingevolge voorschrift 12 van de vergunning mag de concentratie stof in de geƫmitteerde rookgassen, gerelateerd aan een volumegehalte zuurstof in het afgas van 11% niet meer bedragen dan 100 mg/m03.
Het college heeft met dit voorschrift aangesloten bij de Bijzondere regeling F7 "Installaties voor de verbranding van schoon resthout" van de Nederlandse emissierichtlijnen (NeR). In de bijzondere regeling is naast deze emissie-eis tevens een aantal voorwaarden opgenomen om milieubelastende emissies en geurhinder vanwege een onvolledige verbranding te beperken en een goede verbranding in de verwarmingsinstallatie te waarborgen. In de vergunningvoorschriften zijn deze voorwaarden overgenomen.
In het kader van de vergunningaanvraag is op 9 januari 2009 een rapport uitgebracht van het onderzoek naar de stofemissie van de houtkachel dat in opdracht van vergunninghouder door Klaus Kaspers, Bezirksschornsteinfegermeister te Kamp-Lintfort, Duitsland, is verricht. Uit het rapport blijkt dat aan de gestelde emissie-eis wordt voldaan. In hetgeen [appellanten] naar voren hebben gebracht, heeft de Afdeling geen aanknopingspunten gevonden om in zoverre aan de juistheid van het rapport te twijfelen.
Nu aan de eisen van de bijzondere regeling F7 van de NeR wordt voldaan, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige milieugevolgen van het gebruik van de houtkachel in voldoende mate worden beperkt.
De beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
190-645.