
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2005:AT8417
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 23-06-2005
- Datum publicatie
- 29-06-2005
- Zaaknummer
-
200502997/1
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 21 februari 2005, kenmerk MPM2872, heeft verweerder bepaald dat het opslaan van berm- en slootmaaisel in de door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "RRT Betuwse Groenrecycling B.V." geëxploiteerde inrichting op het perceel 2e Tieflaarsestraat 2 te Neerijnen onder het stellen van voorwaarden zal worden gedoogd tot 1 mei 2005 of zoveel eerder als de hiervoor krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning in werking treedt.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200502997/1.
Datum uitspraak: 23 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2005, kenmerk MPM2872, heeft verweerder bepaald dat het opslaan van berm- en slootmaaisel in de door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "RRT Betuwse Groenrecycling B.V." geëxploiteerde inrichting op het perceel 2e Tieflaarsestraat 2 te Neerijnen onder het stellen van voorwaarden zal worden gedoogd tot 1 mei 2005 of zoveel eerder als de hiervoor krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning in werking treedt.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 4 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2005, waar verzoekers, van wie D.J. Jonkers in persoon, bijgestaan door J. Boer, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.J. Rigterink, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, voorzover hier van belang, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. De gedoogperiode waarop het bestreden besluit betrekking heeft is inmiddels verstreken. Gelet hierop oordeelt de Voorzitter dat, reeds wegens het ontbreken van onverwijlde spoed, geen grond bestaat het verzoek toe te wijzen. Hij wijst het verzoek derhalve af.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2005
262-415.