
Uitspraken
Gevonden zoektermen
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2004:AO7488
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 08-04-2004
- Datum publicatie
- 13-04-2004
- Zaaknummer
-
200400793/2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 17 april 2003 heeft de gemeenteraad van Zaanstad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Westzaan" vastgesteld.
Bij besluit van 9 december 2003, kenmerk 2003-18480, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Verzoekster heeft tegen dit besluit van verweerder beroep ingesteld bij brief van 26 januari 2004. Daarnaast heeft zij zich bij brief van 26 januari 2004 tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 maart 2004, waar verzoekster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. A.A.C. Pieck en J. Heijink, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200400793/2.
Datum uitspraak: 8 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2003 heeft de gemeenteraad van Zaanstad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Westzaan" vastgesteld.
Bij besluit van 9 december 2003, kenmerk 2003-18480, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Verzoekster heeft tegen dit besluit van verweerder beroep ingesteld bij brief van 26 januari 2004. Daarnaast heeft zij zich bij brief van 26 januari 2004 tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 maart 2004, waar verzoekster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. A.A.C. Pieck en J. Heijink, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft betrekking op het veenweidegebied “Guisveld”, het “Euverenweggebied”, de “Reef” en het “Westzijderveld”. In het plan is het “Landinrichtingsplan Westzaan” integraal verwerkt, waarbij de huidige verschijningsvorm van het landschap uitgangspunt is voor de bestemmingen.
2.3. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voorzover dit voorziet in de aanleg van een fiets- en wandelpad met fietsbrug in het oostelijke deel van het plangebied vanaf de omgelegde Guisweg in het noorden tot aan de Westzanerdijk in het zuiden. Appellante stelt dat het fiets- en wandelpad zal leiden tot aantasting van de natuur en van het landschap. Voorts vreest zij verkeersonveilige situaties en overlast voor de aangrenzende woonwijken.
2.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting wordt met de aanleg van het fiets- en wandelpad met fietsbrug beoogd de mogelijkheden voor recreatief medegebruik van het landelijke gebied te vergroten. Het pad is voorzien aan de rand van het veenweidegebied en leidt grotendeels over het tracé van een bestaand onverhard voetpad in een reeds aanwezige groenzone die grenst aan de wijken Westerwatering en Westerkoog. Het pad wordt door een sloot gescheiden van het veenweidegebied.
Gelet hierop, ziet de Voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanleg van het fiets- en wandelpad met fietsbrug geen onevenredige aantasting van de landschaps- en natuurwaarden met zich zal brengen.
Voorts is door de gemeenteraad ter zitting voldoende inzichtelijk gemaakt welke maatregelen hij wil treffen om het gebruik van het pad door bromfietsers en wielrenners tegen te gaan. Niet gebleken is dat deze maatregelen ontoereikend zijn.
Daarnaast acht de Voorzitter niet aannemelijk dat het fiets- en wandelpad tot ernstige overlast voor de aangrenzende wijken en verkeersonveilige situaties zal leiden.
In hetgeen verzoekster overigens heeft aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Prins
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2004
363