
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2004:AO5792
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 12-03-2004
- Datum publicatie
- 17-03-2004
- Zaaknummer
-
200400867/2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Bij besluit van 29 september 2003 heeft de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid (hierna: de korpschef) de verzoeker verleende verklaring van betrouwbaarheid, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, ingetrokken.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200400867/2.
Datum uitspraak: 12 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 23 december 2003 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2003 heeft de Korpschef van de Politieregio Gelderland-Zuid (hierna: de korpschef) de verzoeker verleende verklaring van betrouwbaarheid, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, ingetrokken.
Bij besluit van 12 november 2003 heeft de korpschef het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2003, verzonden op 6 januari 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2004. Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 maart 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Reitsma, advocaat te Harderwijk, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. M.A. Aal, ambtenaar van de regiopolitie Gelderland-Zuid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe de tenuitvoerlegging van de intrekking op te schorten, totdat de Afdeling op het ingestelde hoger beroep zal hebben beslist.
2.3. Uitgangspunt is dat een besluit uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat geldt te meer indien, zoals in dit geval. beroep is ingesteld en de rechter dat beroep ongegrond heeft bevonden.
Er is thans geen reden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure geen stand zal houden, althans dat de Afdeling zal concluderen dat de korpschef de verklaring niet mocht intrekken.
Voorts is ter zitting gebleken dat verzoeker bij de uitoefening van de werkzaamheden in zijn bedrijf tot op heden geen grote problemen heeft ondervonden als gevolg van de intrekking en dit in ieder geval tot en met eind juni 2004 ook niet het geval zal zijn.
De conclusie is dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2004
383.