
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2002:AE6959
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 28-08-2002
- Datum publicatie
- 28-08-2002
- Zaaknummer
-
200004483/2
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
-
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200004483/2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Zuidhollandse Milieufederatie", gevestigd te Rotterdam,
appellante,
en
gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2000, kenmerk 277104, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de [rechtspersoon] (hierna: vergunninghoudster) een vergunning verleend voor het veranderen van een havenontvangstinstallatie aan de [locatie] te [plaats] en hebben zij met toepassing van artikel 8.23 van deze wet verschillende aan de bij besluit van 30 januari 1996 verleende oprichtingsvergunning verbonden voorschriften gewijzigd. Dit aangehechte besluit is op 10 augustus 2000 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 21 september 2000, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2000, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 oktober 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 19 maart 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2002.
2. Overwegingen
2.1. De bij het bestreden besluit verleende vergunning is op 1 juli 2002 geƫxpireerd. Op die datum is eveneens de bij besluit van 30 januari 1996 krachtens de Wet milieubeheer verleende oprichtingsvergunning geƫxpireerd. Appellante kan derhalve niet meer bewerkstelligen wat zij met het instellen van het beroep heeft beoogd zodat in zoverre aan het beroep het procesbelang is komen te ontvallen. Ook overigens is niet gebleken dat appellante nog enig procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2002
262-355.