
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RVS:2002:AE6921
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 28-08-2002
- Datum publicatie
- 28-08-2002
- Zaaknummer
-
200202409/1
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
-
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
200202409/1.
Datum uitspraak: 28 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 maart 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2001 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage een verzoek van appellant om een toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2001 heeft de raad voor rechtsbijstand te
’s-Gravenhage (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie bezwaar en beroep van 20 juli 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 19 maart 2002, verzonden op 28 maart 2002, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 1 mei 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 mei 2002. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 juni 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2002, waar appellant in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de raad terecht heeft geconcludeerd dat het inkomen van appellant ten tijde hier van belang meer bedroeg dan ƒ 2810,00 (€ 1275,12). De raad heeft op goede gronden geen rekening gehouden met kosten verbonden aan het bezoeken van gespreksgroepen van de door appellant genoemde vereniging, aangezien - zoals ter zitting door appellant is bevestigd - daarvoor feitelijk geen kosten zijn gemaakt. Voorts is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat de wettelijke mogelijkheid ontbreekt om, in weerwil van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Wrb, op humanitaire gronden een toevoeging te verlenen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Planken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2002
299.