
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBZWB:2020:1476
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27-03-2020
- Datum publicatie
- 02-04-2020
- Zaaknummer
-
AWB - 19_6387
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
veroordeling proceskosten
AW
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
Zaaknummer BRE 19/6387 AW
uitspraak van 27 maart 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen
[naam verzoekster] , wonend te [plaatsnaam] , verzoekster, gemachtigde: mr. S. Cloosterman,
en
het bestuur van de Zeeuwse Muziekschool, gevestigd te Middelburg, verweerder.
Procesverloop
De gemachtigde van verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2019 (bestreden besluit) van verweerder.
Bij besluit van 13 februari 2020 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 12 maart 2020 medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 13 februari 2020 dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 46,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.
3. Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 27 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.