
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1648
- Instantie
- Rechtbank Zutphen
- Datum uitspraak
- 20-07-2010
- Datum publicatie
- 20-07-2010
- Zaaknummer
-
06/922018-08
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Verdachte wordt vrijgesproken voor de deelneming aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven vanwege onvoldoende bewijs. Zie ook BN1646
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/922018-08
Uitspraak d.d.: 20 juli 2010
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats in 1958],
wonende te [adres].
Raadsman: L.Th.G. Grob, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 05 juni 2006 tot en met 19 december 2007 in de gemeente(n) Mill en Sint Hubert en/of Nijmegen en/of elders in Nederland en/of in Engeland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte D] en/of een of meer ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het voorhanden hebben van sigaretten, althans
accijnsgoederen, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er wettig bewijs is, maar dat de vereiste overtuiging om tot een bewezenverklaring te komen ontbreekt.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De raadsman is van mening dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte heeft erkend eenmaal een busje met sigaretten waarover geen accijns is geheven te hebben vervoerd naar Engeland. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, voor zover deze organisatie al heeft bestaan, zoals ten laste is gelegd. Verdachte betwist nadrukkelijk dat hij heeft deelgenomen aan een dergelijke organisatie.
Beoordeling door de rechtbank
Van het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen is slechts dan sprake indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk van de organisatie.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij eenmaal sigaretten waarover geen accijns is geheven heeft vervoerd naar Engeland op verzoek van [opdrachtgever] en dat hij hierover contact heeft gehad met [medeverdachte C]. Deze vracht is in Engeland onderschept en verdachte is daarvoor in Engeland aangehouden en veroordeeld. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dat gedaan heeft in verband met geldproblemen en voorts dat het bij die ene keer is gebleven. Daarvoor heeft hij dergelijke transporten niet verricht, hij was evenmin van plan vaker dergelijke partijen sigaretten te gaan vervoeren wanneer hij niet zou zijn aangehouden. Van de lading onveraccijnsde sigaretten, waarmee zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte A], eveneens in Engeland ongeveer tezelfdertijd als hijzelf is aangehouden, had hij geen weet.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken kan overigens niet worden afgeleid dat verdachte, afgezien van het hiervoor bedoelde door hem uitgevoerde transport, meer of andere activiteiten of handelingen heeft verricht op grond waarvan kan worden aangenomen, laat staan bewezenverklaard, dat hij behoort tot een organisatie zoals tenlastegelegd.
De rechtbank is dan ook gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen spreken van deelneming door verdachte aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, zoals tenlastegelegd.
Nu geen bewezenverklaring kan volgen voor de deelneming, moet vrijspraak volgen.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van der Hooft en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2010.