
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBZLY:2009:BK4825
- Instantie
- Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum uitspraak
- 23-11-2009
- Datum publicatie
- 30-11-2009
- Zaaknummer
-
07/630245-06
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
geldigheid dagvaarding
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630245-06
Uitspraak: 23 november 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op ’(geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2009 en 23 november 2009. De verdachte, die op 3 maart 2009 wel ter terechtzitting was verschenen, is daarna niet meer tegenwoordig geweest. De verdachte is ter terechtzitting verdedigd door
mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Deventer, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 31 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting d.d. 3 maart 2009 gewijzigd).
BEWIJS
Door de verdediging is ten aanzien van het ten laste gelegde als verweer gevoerd dat vrijspraak zou moeten volgen aangezien – kort samengevat – het bewijs ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat – in tegenstelling tot de officier van justitie – in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte met het oogmerk van uitbuiting (naam slachtoffer) heeft geworven, vervoerd of gehuisvest. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte (naam slachtoffer) zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Ook is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een oogmerk van uitbuiting te veronderstellen. Van een ongelijkwaardige machtsverhouding dan wel dwang, in ruime zin begrepen – kenmerkend voor zogenaamde “loverboy-praktijken” – tussen enerzijds verdachte en zijn medeverdachte en anderszijds (naam slachtoffer) is geen sprake geweest. Er is niet gebleken dat (naam slachtoffer) door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte tegen haar (kennelijke) wil in de prostitutie is gaan werken.
Derhalve dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende geldbedrag van € 1880,--, welk geldbedrag op 29 september 2006 door de Regiopolitie IJsselland onder verdachte in beslag is genomen en niet terug is gegeven, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1880,- aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2009.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.