
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBSHE:2012:BX3663
- Instantie
- Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 01-08-2012
- Datum publicatie
- 06-08-2012
- Zaaknummer
-
250026/FT-RK 12.1166
- Rechtsgebieden
-
Insolventierecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 285 lid 1 sub f faillissementswet. Geen minnelijk aanbod omdat de schulden niet te goeder trouw zouden zijn ontstaan.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Rekestnummer : 250026/FT-RK 12.1166
Niet- ontvankelijkverklaring
In de zaak van:
[verzoeker]
[woonplaats]
is op 12 juli 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 juncto 285 Faillissementswet (Fw).
Ingevolge artikel 285 lid 1 sub f Fw, dient in het verzoekschrift of een daarbij te voegen bijlage, te worden opgenomen een met redenen omklede verklaring waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid bestaat om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling. In de bij bovengenoemd verzoekschrift gevoegde verklaring wordt door de kredietbank echter volstaan met de mededeling dat het minnelijke traject niet is gestart omdat de schulden niet te goeder trouw zouden zijn ontstaan. De rechtbank merkt op dat zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen de schuldsaneringsregeling niet van toepassing kan worden verklaard (kamerstukken II, vergaderjaar 1997/1998, 25672 nr 3). Het feit dat verzoeker volgens zijn schuldhulpverlener niet te goeder trouw zou zijn geweest ten aanzien van zijn schulden is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de schuldeisers geen minnelijk aanbod te doen. Wanneer er werkelijk sprake zou zijn van een gebrek aan goeder trouw, waaruit kan volgen dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling onmogelijk wordt, zou het naar het oordeel van de rechtbank juist voor de hand liggen de mogelijkheid van een minnelijke regeling extra zorgvuldig te onderzoeken. De rechtbank merkt overigens op dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of de goeder trouw van een verzoeker voldoende aannemelijk is.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling geen deugdelijke poging is ondernomen om te komen tot een buitenrechtelijke schuldregeling. Verzoeker dient eerst de mogelijkheid van een minnelijk traject te onderzoeken voordat hij gebruik kan maken van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank verklaart verzoeker derhalve niet ontvankelijk op grond van artikel 285 lid 1 sub a en f Fw.
Beschikkende
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Gewezen door mr. P.P.M. van der Burgt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.