
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBROT:2020:2336
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 18-03-2020
- Datum publicatie
- 25-03-2020
- Zaaknummer
-
ROT 19/4661
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
inhoudsindicatie niet geleverd
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4661
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,
gemachtigde: mr. M.A.K. Rahman,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, verweerder,
gemachtigde: mr. F.H. van Heerwaarden.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers recht op bijstand met ingang van dezelfde datum op grond van de Participatiewet (Pw) opgeschort.
Bij besluit van 6 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. In maart 2019 heeft verweerder de uitbetaling van de bijstand aan eiser geblokkeerd. Bij het primaire besluit heeft verweerder het recht van eiser op bijstand opgeschort. Tussen partijen is niet in geschil dat zowel de bijstand over de maand maart als april 2019 zijn uitbetaald aan eiser.
2. Het tegen de blokkering gerichte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van
€ 1.024,00 vergoed.
3. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting aangevoerd dat eiser niettemin nog belang heeft bij een beoordeling het beroep, aangezien hij in bezwaar tevens heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand betreffende het bezwaar tegen het opschortingsbesluit en verweerder dit verzoek heeft afgewezen. In beginsel kan hierin procesbelang zijn gelegen, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hier sprake is van samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De bezwaren tegen de blokkering en het opschortingsbesluit zijn immers gelijktijdig ingediend en nagenoeg identiek. Dat betekent dat ook in het geval van een herroeping van het primaire besluit verweerder niet gehouden zou zijn geweest de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Gelet hierop heeft eiser geen belang bij een beoordeling van het beroep.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. N.C. Correa, griffier. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.