
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBROT:2020:2328
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 20-03-2020
- Datum publicatie
- 25-03-2020
- Zaaknummer
-
AWB - 20 _ 1010
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
pkv
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1010
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2020 als bedoeld in artikel 8:84, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,
gemachtigde: mr. M. el Idrissi,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de uitkering van verzoeker op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 herzien en bepaald dat het als gevolg hiervan teveel ontvangen bedrag aan uitkering ad € 1.033,45 vanaf februari 2020 wordt verrekend.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 4 maart 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Bij brief van 4 maart 2020 heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft in de brief van 4 maart 2020 laten weten geen verweer te voeren tegen een veroordeling tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 525,- voor het indienen van een verzoekschrift.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, dat verzoeker om die reden het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en dat verzoeker proceskosten heeft gemaakt.
Het verzoek om vergoeding van de proceskosten is dus kennelijk gegrond.
2. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
3. De voorzieningenrechter acht het in dit geval aangewezen dat verweerder het griffierecht van € 48,- vergoedt.
Beslissing
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hielkema, griffier. De uitspraak is gedaan op 20 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.