
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBNHO:2021:12759
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 15-12-2021
- Datum publicatie
- 03-05-2022
- Zaaknummer
-
8957628 CV EXPL 21-32
- Rechtsgebieden
-
Verbintenissenrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste en enige aanleg
Verstek
- Inhoudsindicatie
-
Eindvonnis. Ambtshalve toetsing. Koop op afstand en kredietovereenkomst. Titel 7:2A van toepassing. Akte onvoldoende. Afwijzing.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8957628 \ CV EXPL 21-32
Uitspraakdatum: 15 december 2021
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Direct Pay Services B.V., als rechtsopvolger onder bijzonder titel van Arvato Finance B.V., h.o.d.n. Afterpay
gevestigd te Barendrecht
de eisende partij
gemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
1 De verdere procedure
Bij tussenvonnis van 28 juli 2021 heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 25 augustus 2021 heeft gedaan.
2 De verdere beoordeling
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis van 28 juli 2021 is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven ten aanzien van de kredietwaardigheidstoets en de (pre)contractuele informatieverplichtingen.
De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij bij akte niet heeft toegelicht op welke wijze bij het sluiten van de koopovereenkomst is voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen. De eisende partij voldoet dan ook niet aan de voorschriften van de artikelen 21 en 111 Rv (de stel- en substantiёringsplichten). De vordering ligt alleen al hierom voor afwijzing gereed.
Bij akte heeft de eisende partij – samengevat – het volgende gesteld. Er is geen sprake van een kredietovereenkomst en partijen hebben ook nooit beoogd een kredietovereenkomst te sluiten. De gedaagde partij heeft een product gekocht, waarvoor een koopprijs moet worden betaald. De gedaagde partij kiest bij het aangaan zelf voor de mogelijkheid om achteraf te betalen. De factuur die Afterpay heeft verstuurd, is onlosmakelijk verbonden met en het gevolg van de koopovereenkomst. Afterpay verschilt qua methodiek niet van een factoringmaatschappij in de gezondheidszorg. Indien Afterpay en daarmee ook de factoringmaatschappijen worden gezien als kredietverstrekkers, zal dat onoverzienbare maatschappelijke en economische gevolgen hebben.
De kantonrechter overweegt als volgt. In artikel 7:57 lid 1 sub c BW staat omschreven wat onder een kredietovereenkomst wordt verstaan. Een kredietovereenkomst is een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit, met uitzondering van overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten respectievelijk goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt.
Gelet op deze (ruime) definitie kan de kantonrechter niet anders concluderen dan dat het verlenen van uitstel van betaling, zoals Afterpay dat aanbiedt, onder de definitiebepaling van artikel 7:57 lid 1 sub c BW valt. De argumentatie van de eisende partij dat hiervan geen sprake is, kan de kantonrechter niet volgen. De voorbeelden van andere betaalvormen die de eisende partij aanhaalt, zijn niet relevant. Of die betaalvormen als een kredietovereenkomst kwalificeren, zal in een eventuele andere procedure moeten worden beoordeeld. Evenmin is relevant in welke mate de kwalificatie maatschappelijke en economische gevolgen heeft. Dit betekent dat de bepalingen van titel 7:2A BW van toepassing zijn.
Over de onbetekenende kosten heeft de eisende partij zich in de akte nauwelijks uitgelaten. Over de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets in het geheel niet.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om terug te komen op hetgeen bij tussenvonnis is overwogen over (de kwalificatie van) de kredietovereenkomst. De kredietovereenkomst wordt vernietigd.
Omdat de eisende partij de grondslag van haar vordering niet heeft gewijzigd, wordt de vordering afgewezen.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3 De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter