
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBNHO:2020:3161
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 22-04-2020
- Datum publicatie
- 28-04-2020
- Zaaknummer
-
8216785 CV EXPL 19-19066
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
Verstek
- Inhoudsindicatie
-
Verstekvonnis. Eisende partij heeft niet aannemelijk gemaakt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Vordering afgewezen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8216785 \ CV EXPL 19-19066
Uitspraakdatum: 22 april 2020
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eneco Services B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
hierna te noemen: Eneco
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
niet verschenen
1 De procedure
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend. Bij tussenvonnis van 31 december 2019 heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 29 januari 2020 heeft gedaan.
2 De beoordeling
Eneco heeft gesteld dat zij met [gedaagde] op afstand een overeenkomst heeft gesloten tot de levering van elektriciteit en gas. Daarbij was – volgens haar – sprake van een schriftelijke overeenkomst. Eneco stelt vervolgens dat zij heeft voldaan aan de zogenoemde precontractuele informatieverplichtingen, maar daarvan geen schriftelijk bewijs kan overleggen.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Eneco legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op basis van een met [gedaagde] gesloten overeenkomst elektriciteit en gas heeft geleverd op het woonadres van [gedaagde] . Volgens Eneco heeft [gedaagde] van aanvang af de nota’s betaald, alleen de voorschot- en eindnota van 2019 zijn onbetaald gebleven. Bij akte heeft Eneco aangegeven dat zij niet meer beschikt over de overeenkomst, zodat zij die niet kan overleggen.
Het is aan Eneco om aan te tonen, of in ieder geval door middel van stukken en een deugdelijke toelichting daarop aannemelijk te maken, dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Dit kan bijvoorbeeld door het overleggen van een overeenkomst of een kopie van de bevestiging van de inschrijving. Indien dat door omstandigheden niet mogelijk is, zoals in het onderhavige geval, kan in sommige gevallen ook worden volstaan met, bijvoorbeeld, het overleggen van bewijsstukken van de door [gedaagde] gedane betalingen. Dit heeft Eneco nagelaten. Het enkel overleggen van nota’s volstaat niet. Immers, uit de nota’s blijkt op zichzelf niet dat door [gedaagde] betalingen zijn verricht. Dat [gedaagde] (op enig moment) heeft ingestemd met de levering van elektriciteit en gas door Eneco op zijn woonadres, en dat hieruit een betalingsverplichting voortvloeit, volgt hieruit dus niet.
De conclusie is dat de vordering van Eneco als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen.
Eneco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die tot en met vandaag aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van Eneco af;
veroordeelt Eneco tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter