
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBMNE:2020:5014
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 24-08-2020
- Datum publicatie
- 13-08-2021
- Zaaknummer
-
UTR 20/432
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
PKV.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/432
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. F. Reith),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 16 april 2020 gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
Verzoeker is in bezwaar gegaan tegen de beslissing van verweerder van 18 september 2019. In het besluit van 18 september 2019 staat dat verzoeker ter zake van de ziekmelding vanaf 12 september 2017 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat verzoeker al vanaf 12 maart 2017 arbeidsongeschikt is voor zijn werk en verzoeker op 12 maart 2017 niet verzekerd is voor de WIA.
Verweerder heeft op 16 december 2019 een beslissing op bezwaar genomen waarin het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 18 september 2019 ongegrond is verklaard.
Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan.
Op 14 februari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij de beslissing van
16 december 2019 niet langer handhaaft. Op 17 maart 2020 heeft verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar van verzoeker genomen. Hierin staat dat verzoeker in aanmerking komt voor een IVA-uitkering in het kader van de WIA. Verzoeker is verzekerd voor de WIA, zijn eerste ziektedag is 12 september 2017. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen in overeenstemming met het Bpb.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier, op 24 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.