
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBMNE:2020:3671
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 17-08-2020
- Datum publicatie
- 31-05-2021
- Zaaknummer
-
20/429
- Rechtsgebieden
-
Socialezekerheidsrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
PKV.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/429
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. Verweerder heeft op 19 december 2019 een beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. In dit besluit staat dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Met het besluit van 14 mei 2020 heeft verweerder alsnog aan verzoeker een WW-uitkering toegekend. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.050,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.050,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier, op 17 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.