
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBLIM:2020:6408
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 26-08-2020
- Datum publicatie
- 02-09-2020
- Zaaknummer
-
8524274 \ CV EXPL 20-2239
- Formele relaties
-
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:1353
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Recht vervallen te antwoorden, wettelijke rente vanaf dagvaarding, bik afwijzen, geen kostenloze aanmaning.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
Prg. 2020/260
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8524274 \ CV EXPL 20-2239
Vonnis van de kantonrechter van 26 augustus 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWSERVICE VAN DER HEIJDEN B.V.,
gevestigd Nusterweg 125,
6136 KT Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J. Mookhram,
tegen:
1 [gedaagde partij 1] ,
2 [gedaagde partij 2] ,beiden wonende [adres] , [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. H.J. Meijering.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
De vordering ten aanzien van de verklaring voor recht en de hoofdsom staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen behoudens de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verklaring voor recht, welke zich hiertoe niet leent.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende factuur in verzuim is, zal de wettelijke rente over de hoofdsom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
De gevorderde btw over de hoofdsom zal worden afgewezen, nu die reeds is verdisconteerd in de hoofdsom.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
- -
dagvaarding € 86,80
- -
griffierecht € 996,00
- -
salaris gemachtigde € 360,00 (1 x tarief € 360,00)
totaal € 1.442,80
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.
3 De beslissing
De kantonrechter
verklaart voor recht dat gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de (financiële afwikkeling) van de aannemingsovereenkomst en dat gedaagde partij aansprakelijk is voor de door eisende partij geleden schade,
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, de een betalende de ander bevrijdende, om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 13.069,27, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, de een betalende de ander bevrijdende, in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.442,80, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, de een betalende de ander bevrijdende, onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC