
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBGEL:2020:856
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 11-02-2020
- Datum publicatie
- 22-09-2020
- Zaaknummer
-
NL20.181 VK
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Dublin Italie; ongegrond; herhaling van de zienswijze.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.181
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2020 in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en de opvangvoorzieningen. De asielprocedure, leefomstandigheden en opvang van asielzoekers zijn van een zeer laag niveau. Daarnaast is eiser een alleenstaande man en is bijzonder kwetsbaar als gevolg van zeer traumatische ervaringen in zijn land van herkomst en in Italië. Doordat hij in Italië geen adequate opvang en medische zorg heeft ontvangen, zijn de fysieke en psychische klachten verergerd. Eiser stelt dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hieruit blijkt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, aldus eiser. Daarnaast betoogt eiser dat verweerder zijn asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich moet trekken.
De rechtbank is van oordeel dat de gronden die eiser heeft aangevoerd in grote lijnen overeenkomen met de gronden die in de zienswijze zijn aangevoerd. Verweerder is hier in het bestreden besluit uitvoerig en gemotiveerd op ingegaan. Omdat eiser deze gronden in beroep niet nader heeft aangevuld en ook niet uitlegt waarom volgens hem die motivering in het bestreden besluit onjuist is, kan de enkele herhaling van de gronden in de zienswijze in beroep de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantasten. De beroepsgronden slagen daarom niet.
4. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.M. van den Assem, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.