
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBDHA:2020:8207
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 26-08-2020
- Datum publicatie
- 16-09-2020
- Zaaknummer
-
C/09/581331 / HA ZA 19-1069
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Bodemzaak
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Afwijzing vorderingen in vrijwaringsprocedure. Geen voldoende belang door afwijzing vorderingen in de hoofdzaak.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/581331 / HA ZA 19-1069
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[de Maatschap] te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [de Maatschap] en [gedaagde] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 15 juli 2019 met producties 1 tot en met 5;
- -
het ter rolzitting van 23 oktober 2019 tegen gedaagde verleende verstek.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.
2 De beoordeling
Deze vrijwaringszaak hangt samen met de hoofdzaak met nummer C/09/566476 / HA ZA 19-66. In de hoofzaak heeft eiseres (hierna: [eiseres in hoofdzaak] ) gevorderd dat [de Maatschap] aansprakelijk is tegenover [eiseres in hoofdzaak] en een bedrag van € 89.185,39 dient te betalen vermeerderd met wettelijke rente. [eiseres in hoofdzaak] heeft op grond van een door de rechtbank Amsterdam op 1 juli 2015 gewezen vonnis, een vordering met executoriale titel jegens haar voormalig echtgenoot, [gedaagde] . Mr. [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij [de Maatschap] , heeft als voormalig advocaat van [eiseres in hoofdzaak] deze vorderingen niet kunnen verhalen op [gedaagde] en heeft daarbij volgens [eiseres in hoofdzaak] een beroepsfout gemaakt. [eiseres in hoofdzaak] heeft [de Maatschap] daarom aansprakelijk gesteld voor de schade die zij daardoor stelt te hebben geleden.
[de Maatschap] meent dat de bedragen die [eiseres in hoofdzaak] van [de Maatschap] vordert, feitelijk door [gedaagde] moeten worden gedragen. [de Maatschap] heeft om die reden deze rechtbank verzocht [gedaagde] in vrijwaring te mogen dagvaarden. Dit is toegestaan bij vonnis van 8 mei 2018 in de hiervoor genoemde zaak.
[de Maatschap] vordert in deze procedure:
1. voor recht te verklaren dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is jegens [eiseres in hoofdzaak] , voor de door haar geleden schade;
2. voor recht te verklaren dat in de onderlinge verhouding tussen [de Maatschap] en [gedaagde] ex. artikel 6:10 jo. 6:102 jo. 6:101 BW de door [eiseres in hoofdzaak] geleden schade volledig door [gedaagde] gedragen dient te worden en [gedaagde] te veroordelen om aan [de Maatschap] (hoofdelijk) te vergoeden hetgeen [de Maatschap] aan [eiseres in hoofdzaak] zal moeten betalen;
3. subsidiair voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de Maatschap] ;
4. subsidiair [gedaagde] te veroordelen om aan [de Maatschap] diens volledige schade te vergoeden (zijnde het bedrag dat [de Maatschap] op grond van het vonnis in de hoofdzaak aan [eiseres in hoofdzaak] verschuldigd zal zijn);
5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen salaris advocaat, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten als [gedaagde] deze niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis betaald heeft.
[gedaagde] heeft in deze zaak verstek laten gaan. Nu de vordering van [eiseres in hoofdzaak] in de hoofdzaak tussen [eiseres in hoofdzaak] en [de Maatschap] niet voor toewijzing in aanmerking komt, heeft [de Maatschap] geen voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW bij haar vorderingen in vrijwaring. Deze vorderingen van [de Maatschap] in vrijwaring zullen dan ook worden afgewezen.
De rechtbank ziet geen grond een proceskostenveroordeling uit te spreken nu [gedaagde] niet in de procedure is verschenen en geen proceskosten lijkt te hebben gemaakt.
3 De beslissing
De rechtbank:
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken op door mr. D. Nobel, rolrechter, 26 augustus 2020.1
1 type: 2753 coll: