
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBDHA:2020:1593
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 24-02-2020
- Datum publicatie
- 09-03-2020
- Zaaknummer
-
AWB - 20 _ 227
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Voorlopige voorziening
- Inhoudsindicatie
-
Weigering urgentieverklaring, onder meer bewoning onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is. Vovo afgewezen, geen spoedeisend belang. Niet gebleken wanneer een mogelijke ontruiming voor verzoekster aan de orde is. Kan evt naar noodopvang.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/227
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 februari 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoekster], te [plaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigden: mr. N. Gündüz en mr. J.H. Potter).
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020.
Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Verzoekster huurt met haar man (thans gedetineerd) en drie minderjarige kinderen (en een kind op komst) sinds 5 november 2018 vier kamers van een woning aan [adres] te [plaats]. Hierbij worden voorzieningen, zoals keuken, badkamer en woonkamer, gedeeld. Zij heeft op 28 augustus 2019 een urgentieverklaring aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten van artikel 4:5, aanhef en onder b, l en m, van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2019. Hieraan ligt ten grondslag dat geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, dat verzoekster woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is en dat zij niet actief gedurende drie maanden voorafgaand aan de aanvraag elke week op twee woningen heeft gereageerd die aangeboden worden via woonnet. Gebleken is voorts dat verzoekster voornamelijk op eengezinswoningen reageert.
3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft verzoekster aangevoerd dat zij de woonruimte op korte termijn dient te verlaten en met haar kinderen dakloos dreigt te worden. De woonruimte wordt gehuurd van [A]. Verzoekster heeft verwezen naar app-berichten van 24 oktober tot en met 3 december waarin een incassobureau [A] dringend verzoekt om een afspraak te maken om de sleutels van zijn woning in te leveren, dat sprake is van een huurachterstand, dat [A] weigert te betalen en tevens weigert de woning leeg op te leveren, dat geen betalingsregeling meer kan worden getroffen en dat de kantonrechter zal worden gevraagd om de huurovereenkomst te ontbinden en toestemming te geven om de woning te ontruimen.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de app-berichten het adres van de woning niet wordt genoemd. Overwogen wordt dat, indien er al van kan worden uitgegaan dat deze berichten de woning van verzoekster betreffen, uit genoemde app-berichten niet volgt per wanneer een mogelijke ontruiming voor verzoekster aan de orde zal zijn. Verzoekster heeft ter zitting meegedeeld dat zij niet weet wat de stand van zaken is in de procedure(s) van [A]. Een ontruimingsvonnis is niet bekend. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld dat verzoekster, in het geval zij dakloos dreigt te worden, zich kan wenden tot de noodopvang met het verzoek aldaar te worden toegelaten. Verweerder voert immers het beleid inhoudende dat te allen tijde dient te worden voorkomen dat een gezin met kinderen op straat komt te staan. De conclusie is onder deze omstandigheden dan ook dat het gestelde spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk is.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.