
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBDHA:2019:7404
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 23-07-2019
- Datum publicatie
- 14-10-2019
- Zaaknummer
-
AWB - 19 _ 919
- Rechtsgebieden
-
Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Mondelinge uitspraak
- Inhoudsindicatie
-
Eiser kan als huurder van het perceel als gebruiker in de zin van de afvalstoffenheffing worden aangemerkt, ook in het geval eiser daar niet in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven stond.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 14-10-2019
FutD 2019-2718
Belastingblad 2020/61
NTFR 2019/3081
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 19/919 en SGR 19/920
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
22 juli 2019 in de zaken tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraken van verweerder van 18 december 2018 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2019.
Eiser is, met bericht daarvan aan de rechtbank, niet verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
mr. L.S. Veenstra en mr. M. van der Zwaag.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Aan eiser zijn over de periode 1 januari 2017 tot en met mei 2017 en over de periode mei 2018 tot en met december 2018 aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd ter zake van het gebruik van het perceel [perceel] te Den Haag.
2. Vast staat dat [perceel] een perceel is in de zin van de van artikel 2, eerste lid, van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 van de gemeente Den Haag. Het betreft hier immers een onroerende zaak dat naar indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan. Volgens genoemd artikellid wordt de belasting geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Uit de namens de verhuurder afgelegde schriftelijke verklaring blijkt dat eiser het pand [perceel] al geruime tijd huurt. Eiser kan daarom als gebruiker worden aangemerkt, ook in het geval eiser daar niet in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven stond.
3. Met betrekking tot de periode waarover de aanslag is opgelegd heeft verweerder verklaard dat in de periode van mei 2017 tot en met mei 2018 de zoon van eiser op het adres [perceel] ingeschreven stond. Voor deze periode is de zoon als gebruiker aangemerkt en aangeslagen voor de afvalstoffenheffing.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.