
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBARN:2010:BN3360
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 28-07-2010
- Datum publicatie
- 06-08-2010
- Zaaknummer
-
199831
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Het gaat in deze zaak om een Europees betalingsbevel waartegen verweer is gevoerd. Volgens art. 6 van de Uitvoeringswet EBB is na indiening van een verweerschrift op de voortzetting van de procedure art. 69 Rv van overeenkomstige toepassing. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft de zaak op de voet van art. 17 lid 1 van de EBB-Vo naar de rechtbank Arnhem verwezen om als rolprocedure te worden voortgezet. NFSI is in het kader van de EBB-procedure reeds opgeroepen. Gebleken is dat zij ook wist dat de zaak hier op de rol van 30 juni 2010 zou dienen. Er heeft zich geen advocaat voor haar gesteld. Het stuk waarmee de procedure is ingeleid behoeft aanvulling. Uit de stukken met betrekking tot het betalingsbevel is niet voldoende duidelijk wat er precies aan hoofdsom, rente (welke, vanaf wanneer en waarop gebaseerd) en kosten wordt gevorderd en waarop die vorderingen zijn gebaseerd. Ook zal BIT zich erover moeten uitlaten op welke grond de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op de vordering toepasselijk is. BIT zal worden bevolen een akte te nemen waarin zij de eis en de gronden daarvan, alsmede de door NFSI tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor en de bewijsmiddelen waarover zij kan beschikken moet uiteenzetten overeenkomstig het voorschrift van art. 111 lid 2 onder d en art. 111 lid 3 Rv. De akte moet dus voldoen aan de eisen die aan de dagvaarding op dit punt worden gesteld. Voorzover BIT meer of anders zou vorderen dan in haar verzoek om een EBB wijst de rechtbank op het voorschrift van art. 130 lid 3 Rv.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
rolbeslissing
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199831 / HA ZA 10-848
Rolbeslissing van 28 juli 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIT B.V.,
gevestigd te Ede,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Janssens te Bunschoten,
tegen
de vennootschap naar Portugees recht
NFSI SOLUCOES INTERNET LDA,
gevestigd te 2401-975 Leiria, Portugal
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna BIT en NFSI genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 27 april 2010.
2. De beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak om een Europees betalingsbevel waartegen verweer is gevoerd. Volgens art. 6 van de Uitvoeringswet EBB is na indiening van een verweerschrift op de voortzetting van de procedure art. 69 Rv van overeenkomstige toepassing. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft de zaak op de voet van art. 17 lid 1 van de EBB-Vo naar de rechtbank Arnhem verwezen om als rolprocedure te worden voortgezet. NFSI is in het kader van de EBB-procedure reeds opgeroepen. Gebleken is dat zij ook wist dat de zaak hier op de rol van 30 juni 2010 zou dienen. Er heeft zich geen advocaat voor haar gesteld. Het stuk waarmee de procedure is ingeleid behoeft aanvulling. Uit de stukken met betrekking tot het betalingsbevel is niet voldoende duidelijk wat er precies aan hoofdsom, rente (welke, vanaf wanneer en waarop gebaseerd) en kosten wordt gevorderd en waarop die vorderingen zijn gebaseerd. Ook zal BIT zich erover moeten uitlaten op welke grond de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op de vordering toepasselijk is. BIT zal worden bevolen een akte te nemen waarin zij de eis en de gronden daarvan, alsmede de door NFSI tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor en de bewijsmiddelen waarover zij kan beschikken moet uiteenzetten overeenkomstig het voorschrift van art. 111 lid 2 onder d en art. 111 lid 3 Rv. De akte moet dus voldoen aan de eisen die aan de dagvaarding op dit punt worden gesteld. Voorzover BIT meer of anders zou vorderen dan in haar verzoek om een EBB wijst de rechtbank op het voorschrift van art. 130 lid 3 Rv.
2.2 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 25 augustus 2010 voor het nemen van een akte door BIT in voege als hiervoor vermeld,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.