
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBAMS:2020:4554
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19-08-2020
- Datum publicatie
- 22-09-2020
- Zaaknummer
-
RK 20/2242
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Beschikking
- Inhoudsindicatie
-
verzoek ex art 530 Sv gedeeltelijk toegewezen
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/00743-20
RK: 20/2242
Beschikking op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. C. Kekik, Heemraadsingel 165, 3022 CG Rotterdam,
verzoeker.
De procesgang
Het verzoekschrift is op 1 mei 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 24 juni 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker en zijn raadsman, zijn, met bericht vooraf, niet in raadkamer verschenen.
De inhoud van het verzoekschrift
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 4.224,41 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen toekenning van een vergoeding. Het gevraagde bedrag dient wel gematigd te worden naar het gangbare uurtarief van € 225,-.
De beoordeling
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd en dat bij brief van 31 januari 2020 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 31 januari 2020 geseponeerd. Een sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman.
De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie. Uit het verzoekschrift blijkt niet wat het gehanteerde uurtarief is, maar als het totaalbedrag wordt gedeeld door het aantal uren komt dat neer op en uurtarief van (ongeveer) € 380,00. In het algemeen kan niet worden gesteld welk uurtarief als billijk wordt aangemerkt. Dat hangt onder meer af van de complexiteit van de zaak, of de advocaat specialistische kennis bezit en of die kennis vereist was in de betreffende strafzaak. In dit geval gaat het om een ogenschijnlijk eenvoudige strafzaak betreffende een hennepkwekerij en de diefstal van stroom. In een dergelijke zaak is een uurtarief van € 380,00 niet zonder meer billijk. Omstandigheden die nopen tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank vindt de verzochte vergoeding daarom niet billijk en zal deze matigen tot een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank zal voor het opmaken en indienen en behandelen (gelet op de schriftelijke toelichting van de raadsman) van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De beslissing
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 3.000,- (drieduizend euro) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,-(vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking, in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.550,- (drieduizend vijfhonderdvijftig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [naam] , onder vermelding van vergoeding 530 Sv, inzake:
[verzoeker] .
Aldus gedaan op 19 augustus 2020
door mr. L. Dolfing, rechter.