
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBAMS:2019:8688
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14-11-2019
- Datum publicatie
- 09-03-2020
- Zaaknummer
-
AMS 19/1828
- Rechtsgebieden
-
Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Mondelinge uitspraak
- Inhoudsindicatie
-
Mondelinge uitspraak. Artikel 2.10 van de Wabo. Limitatief-imperatief stelsel van weigeringsgronden. Geen van deze weigeringsgronden doet zich in deze zaak voor. De omgevingsvergunning is daarom terecht verleend.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1828
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2019 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , te Amsterdam, eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Hop).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2], erven van [naam] (vergunninghouder), te Amsterdam.
Procesverloop
Met een besluit van 1 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het aanbrengen van een extra toegang tot de benedenwoning op de locatie [adres] in Amsterdam.
Met een besluit van 12 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 november 2019. Eisers en de derde-partijen waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Weesperzijdestrook” en dat zich geen andere weigeringsgrond uit artikel 2.10 van de Wabo voordoet. Dit wordt door eisers ook niet betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder gehouden was om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo te verlenen. De stelling van eisers, dat het aanbrengen van een extra toegang tot de benedenwoning de privacy, het huurgenot en het gehuurde oppervlakte vermindert en mogelijk zal leiden tot geluidsoverlast doet daar niet aan af. De genoemde belangen vallen immers niet onder de verplichte weigeringsgronden die limitatief in artikel 2.10 van de Wabo zijn opgesomd, zodat verweerder bij het verlenen van de omgevingsvergunning hier geen rekening mee heeft kunnen en mogen houden.
3. Overigens heeft verweerder ter zitting terecht gesteld dat het aan de burgerlijke rechter is om te beoordelen of de erven van de vergunninghouder met het realiseren van de vergunde werkzaamheden de privaatrechtelijke belangen van eisers schenden (een vermindering van het huurgenot en het gehuurde woonoppervlak) en dat de gestelde schending vooralsnog niet is aangetoond.
4. Voor een vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier, op 14 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.