
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:RBAMS:2017:2357
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 01-03-2017
- Datum publicatie
- 12-04-2017
- Zaaknummer
-
624361 HA RK 17.60
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Wraking
- Inhoudsindicatie
-
Verzoek niet ontvankelijk. Het verzoek is gedaan na de op 17 februari 2017 gegeven beslissing. Daarmee is de behandeling van de zaak geëindigd. De rechter heeft geen zaak meer van verzoeker in behandeling. Verzoeker kan daarom niet in het door hem ingediende wrakingsverzoek worden ontvangen.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 19 februari 2017 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/624361/ HA RK 17/60 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.J.M. Langeveld, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
1 Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 19 februari 2017;
De uitspraak van 17 februari 2017 in de procedure met zaaknummer AMS 17/786.
2 De ontvankelijkheid van het verzoek
Verzoeker heeft bij deze rechtbank een voorlopige voorziening verzocht naar aanleiding van een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam genomen besluit. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 februari 2017. Bij uitspraak van 17 februari 2017 is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
In artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uit voornoemd artikel 8:16 Awb blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat de rechter in de zaak definitief heeft beslist. De rechter heeft dan immers geen zaak van verzoeker meer in behandeling.
Het verzoek tot wraking is gedaan bij brief van 19 februari 2017 nadat op 17 februari 2017 uitspraak is gedaan. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen, kan verzoeker derhalve niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het na de uitspraak is gedaan.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.