
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:PHR:2020:909
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum conclusie
- 25-08-2020
- Datum publicatie
- 06-10-2020
- Zaaknummer
-
19/02080
- Formele relaties
-
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1568
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
- -
- Inhoudsindicatie
-
Diefstal met braak en inklimming (art. 311.1.5 Sr). HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast (vgl. ECLI:NL:HR:2020:914) en vermindert de opgelegde straf i.v.m. de redelijke termijn.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/02080
Zitting 25 augustus 2020
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.
-
De verdachte is bij arrest van 16 april 2019 door het gerechtshof Den Haag wegens “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming” veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de vervangende hechtenis is bepaald op dertien dagen.
-
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
-
Het eerste middel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
-
Het middel is, gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
-
Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
-
Het middel is gegrond, nu tussen het instellen van het cassatieberoep op 23 april 2019 en de binnenkomst van het dossier bij de Hoge Raad op 27 januari 2020 meer dan acht maanden zijn verstreken. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
-
Beide middelen zijn terecht voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
-
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf. Voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast kan de Hoge Raad bepalen dat gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden