
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:PHR:2009:BH0955
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27-01-2009
- Datum publicatie
- 28-01-2009
- Zaaknummer
-
08/02360 H
- Formele relaties
-
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH0955
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
- -
- Inhoudsindicatie
-
Herziening.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2009, 261
- Verrijkte uitspraak
Conclusie
Nr. 08/02360 H
Mr. Vellinga
Zitting: 2 december 2008
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
2. Namens aanvrager hebben mrs. M. van Delft en B.P. de Boer, advocaten te Amsterdam, een aanvrage tot herziening ingediend.
3. De aanvrage berust op de stelling dat de auto met kenteken [AA-00-BB] op de bewezenverklaarde datum (8 augustus 2006) wel verzekerd was. Ter adstructie van die stelling is aan de aanvrage een verklaring ex art. 34 WAM van [A] gehecht, inhoudende dat voor het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] op 8 augustus 2006 een verzekering van kracht was welke aan de op die datum [whv; ik begrijp:] door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed.
4. De als bijlage aangehechte verklaring dateert van 10 april 2008, zodat het Hof met deze verklaring niet bekend kon zijn.
5. De inhoud van de overgelegde verklaring, die immers met de bewezenverklaring onverenigbaar is, levert het ernstig vermoeden op dat het Hof, als het met de vermelde feiten en omstandigheden bekend was geweest, de aanvrager van het tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Derhalve doet zich een geval voor als bedoeld in art. 457 lid 1 onder 20 Sv.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond verklaart, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG