
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:PHR:2000:AA7786
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24-10-2000
- Datum publicatie
- 16-08-2001
- Zaaknummer
-
112918
- Formele relaties
-
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA7786
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
- -
- Inhoudsindicatie
-
-
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Conclusie
Nr.112.918
Mr Fokkens
Zitting 9 mei 2000
Conclusie inzake: [verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Verdachte is door het gerechtshof te Amsterdam wegens het verkopen van
has, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar.
2. Namens verdachte heeft mr J.I.M.G. Jahae, advocaat te Amsterdam, twee
middelen van cassatie ingediend.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof het bewezenverklaarde ten
onrechte heeft gekwalificeerd als een handelen in strijd met het in artikel 2 lid 1
onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het een handelen in strijd met
artikel 3 lid 1 onder B van de Opiumwet gegeven verbod oplevert.
4. Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte ”in de periode van 1 april 1994 tot
en met 9 december 1996 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht
handelshoeveelheden hashish.”
5. Inderdaad heeft het hof de bewezenverklaring ten onrechte gekwalificeerd als
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 lid 1, onder B van de Opiumwet
gegeven verbod. Het gaat hier immers om handelen in strijd met art. 3 lid 1 onder
B van de Opiumwet. De Hoge Raad kan de kwalificatie verbeteren. Hetzelfde geldt
voor de als toepasselijke wetsartikelen genoemde bepalingen uit de Opiumwet: dit
moeten de artikelen 3 en 11 zijn in plaats van de genoemde artikelen 2 en 10,
waarbij artikel 3 overbodig is nu deze bepaling al in de kwalificatie wordt vermeld.
6. Het tweede middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte bewezen heeft
verklaard dat het delict meermalen is gepleegd. Van meer dan één maal verkoop
van handelshoeveelheden hashish zou geen sprake zijn, nu uit de bewijsmiddelen
zou volgen dat het in kwestie één partij van 1000 kilo betrof. Dat die partij niet in
één keer is geleverd en betaald, zou daaraan niet afdoen.
7. Uit de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van [getuige 1] onder 2a en
2c, kan worden afgeleid dat verdachte 200 kilo hashish heeft verkocht aan ene
[betrokkene A] en 800 kilo hashish heeft verkocht aan [getuige 1]. Uitgaande van
die vaststelling getuigt het oordeel van het hof dat verdachte meermalen
handelshoeveelheden hashish heeft verkocht niet van een verkeerde
rechtsopvatting. Het oordeel is niet onbegrijpelijk zodat het middel faalt. De Hoge
Raad kan volstaan met de in art. 101a RO bedoelde motivering.
Ik concludeer dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd voor zover het betreft de
kwalificatie van het bewezenverklaarde en voor zover onder de toepasselijk
verklaarde wetsartikelen de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zijn opgenomen,
dat de kwalificatie wordt verbeterd door het bewezenverklaarde aan te merken als
“opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 lid 1 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd” en dat artikel 11 van de Opiumwet wordt
vermeld bij de overige toepasselijke wetsartikelen, met verwerping van het beroep
voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,