
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:OGEAM:2016:25
- Instantie
- Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Datum uitspraak
- 02-06-2016
- Datum publicatie
- 21-06-2016
- Zaaknummer
-
KG 2016/62
- Rechtsgebieden
-
Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
-
Kort geding
- Inhoudsindicatie
-
Beslagrecht: verplaatsing van conservatoir beslagen roerende zaken
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Vonnis van 2 juni 2016
Zaaknummer: KG 2016/62
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap [eiseres],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.G.J. Berman,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
1 De procedure
Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met bijlagen. Mr. Bloem heeft bij e-mails aan het Gerecht d.d. 31 mei 2016 verweer gevoerd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016 in aanwezigheid van eiseres en haar gemachtigde. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Hierna is vonnis bepaald.
2 De feiten
Eiseres exploiteert een restaurant. Ingevolge verlof van het Gerecht heeft gedaagde ten laste van eiseres op 11 mei 2016 conservatoir verhaalsbeslag roerende zaken laten leggen, te weten op haar gehele inventaris.
Op 26 mei 2016 heeft eiseres deze inventaris geprobeerd te verhuizen naar een nieuwe bedrijfsruimte. Door middel van het plaatsen van een vrachtwagen op de weg heeft gedaagde dit verhinderd.
3 De vorderingen en het verweer
De vorderingen houden in dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het gedaagde wordt verboden om eiseres te verhinderen over haar inventaris te beschikken, zulks op verbeurte van dwangsommen. Verder dient gedaagde te worden veroordeeld tot betaling van een voorschot op de door eiseres ondervonden schade (USD 2.500,00 per dag) alsmede USD 600,00 omdat eiseres dubbele verhuiskosten moet maken alsmede in de proceskosten.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.
4 De beoordeling
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen gegeven.
Gedaagde betwist niet dat de verplaatsing van de beslagen inventaris is verhinderd. Het Gerecht heeft van deze blokkade ter zitting ook een foto gezien. Van de blokkade dient het Gerecht dus uit te gaan.
Terecht stelt eiseres dat, nu geen sequestratie is verzocht, zij de inventaris mag aanwenden zoals haar goed dunkt, mits zij de goederen maar niet aan het beslag onttrekt. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is; eiseres is voornemens de inventaris te gebruiken voor een nieuw te openen restaurant.
Gedaagde stelt dat zij daags na de blokkade op 26 mei 2016 besloten heeft dat de inventaris mag worden verplaatst, mits deze op het Nederlandse gedeelte van Sint Maarten blijft en de directeur persoonlijk aansprakelijk is als er goederen verdwijnen. Eiseres stelt dat zij niettemin recht en belang heeft bij een veroordeling als verzocht zodat zij zekerheid heeft dat zij de inventaris kan blijven aanwenden ten behoeve van haar bedrijfsexploitatie. Het Gerecht volgt dit standpunt nu immers gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de verhuizing te verhinderen. De eerste voorwaarde van gedaagde spreekt voor zich omdat deze uit de wet volgt. De tweede voorwaarde is niet op de wet gebaseerd en is dus ten onrechte voorgesteld.
Een en ander betekent dat het gevorderde verbod met dwangsommen kan worden toegewezen, zoals hieronder is vermeld.
De vordering ter zake gederfde omzet wordt afgewezen omdat deze wordt betwist en in kort geding moeilijk te begroten is.
De vordering ter zake verhuiskosten wordt toegewezen nu duidelijk is dat gedaagde door de blokkade twee maal een verhuisbedrijf moet inschakelen en dus dubbele kosten heeft. Het bedrag van USD 600,00 komt het Gerecht redelijk voor.
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde in de proceskosten te worden veroordeeld.
5 De beslissing
Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verbiedt gedaagde om eiseres te verhinderen om over haar inventaris te beschikken, zulks op straffe van een dwangsom van USD 5.000,00 per dag en maximeert de totaal te verbeuren dwangsommen op USD 100.000,00,
veroordeelt gedaagde tot betaling van USD 600,00 aan verhuiskosten aan eiseres,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf 675,00 aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.