
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2021:5
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12-01-2021
- Datum publicatie
- 12-01-2021
- Zaaknummer
-
19/02943
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1097
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:2802
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
Artikel 80a RO-zaken
- Inhoudsindicatie
-
Aanwezig hebben amfetamine, LSD en/of cocaïne, MDMA en 2C-B (art.2.C Opiumwet). Middel klaagt over motivering bewezenverklaring. HR: art. 80a RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02943
Datum 12 januari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juni 2019, nummer 23-004377-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T. Poort, advocaat te Beverwijk, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2021.