
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2021:404
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19-03-2021
- Datum publicatie
- 19-03-2021
- Zaaknummer
-
20/02224
- Rechtsgebieden
-
Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
HR: 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02224
Datum 19 maart 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Rechtbank Den Haag van 8 juni 2020, nr. SGR 20/261, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 27 februari 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021.