
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2021:122
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16-02-2021
- Datum publicatie
- 16-02-2021
- Zaaknummer
-
19/02526
- Formele relaties
-
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:1747
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1263
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 8 andere zaken.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02526
Datum 16 februari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2019, nummer 23-002222-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde cassatieberoep.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2021.