
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2021:1142
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13-07-2021
- Datum publicatie
- 14-07-2021
- Zaaknummer
-
20/02708
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:711
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:2373
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Medeplegen poging tot diefstal met geweld door van slachtoffer in zijn woning geld te eisen, hem te slaan en te schoppen en klemtang op zijn testikels te zetten en daarin te knijpen, art. 312.2.2 Sr. Heeft hof grondslag van tll. verlaten door woorden “met zijn mededader” toe te voegen in bewezenverklaring? HR: art. 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/859
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02708
Datum 13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2020, nummer 23-001699-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021.