
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2020:552
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31-03-2020
- Datum publicatie
- 31-03-2020
- Zaaknummer
-
19/02150
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:309
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Deelneming aan criminele organisatie (art. 140 Sr), medeplegen van hennepteelt (art. 3 Opiumwet) en witwassen (art. 420bis Sr). Middelen over of het bewezenverklaarde medeplegen van hennepteelt en deelname aan criminele organisatie uit de b.m. kan worden afgeleid en over de strafmotivering. HR: 81.1 RO. Samenhang met 18/02351 P; 18/02352; 18/02452 P; 18/02519; 18/02973 P; 18/02977.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2020/524
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02150
Datum 31 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 23 mei 2018, nummer 21/004877-12, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B. Vermeirssen, advocaat te Kattendijke, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2020.