
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2020:528
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31-03-2020
- Datum publicatie
- 31-03-2020
- Zaaknummer
-
19/01543
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:306
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Bedreiging van vader met enig misdrijf tegen het leven gericht d.m.v. facebookbericht (“aankondiging: ik ga A doden omdat het moet!”), art. 285.1 Sr. Konden uitlatingen van verdachte bij zijn vader in redelijkheid de vrees doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/01542.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2020/523
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/01543
Datum 31 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2019, nummer 20/002896-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2020.