
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2020:469
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20-03-2020
- Datum publicatie
- 20-03-2020
- Zaaknummer
-
19/02320
- Formele relaties
-
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:1210
- Rechtsgebieden
-
Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
HR: 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
FutD 2020-0837
Viditax (FutD), 20-03-2020
V-N Vandaag 2020/733
V-N 2020/19.25.5
NTFR 2020/870
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/02320
Datum 20 maart 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN BELASTINGSAMENWERKING WEST-BRABANT
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2019, nrs. 18/00221 en 18/00240, op de hoger beroepen van belanghebbende en de invorderingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/5115 en 17/5114) betreffende aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van invordering.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft een verweerschrift ingediend. Het heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over het voorwaardelijk incidentele beroep naar voren gebracht. Zij heeft ook in het principale beroep in cassatie een conclusie van repliek ingediend.
Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft in het principale beroep in cassatie een conclusie van dupliek ingediend. Het heeft ook in het voorwaardelijk incidentele beroep in cassatie een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beoordeling van het middel in het voorwaardelijk incidentele beroep
Aangezien het principale beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld. Gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt daarom het incidentele beroep.
4 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2020.