
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2020:287
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18-02-2020
- Datum publicatie
- 18-02-2020
- Zaaknummer
-
18/05053
- Formele relaties
-
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:4060, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1455
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Eendaadse samenloop van witwassen (art. 420bis.1.a Sr) en witwassen (art. 420bis.1.b Sr) door vindplaats geldbedrag (€ 201.000) te verbergen in 2 koffers in terrarium met krokodillen en dit geldbedrag voorhanden te hebben. Bewijsklacht. Verklaring verdachte t.a.v. herkomst geld concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/04726.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2020/323
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/05053
Datum 18 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2018, nummer 23/001862-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2020.