
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2020:118
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 04-02-2020
- Datum publicatie
- 05-02-2020
- Zaaknummer
-
18/02968
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1435
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Ramkraak op winkel met dure kleding, art. 311 Sr, mishandeling, art. 300 Sr. Middel voorgesteld namens verdachte over de verwerping van een verweer over verdachtes betrokkenheid bij de ramkraak en middel voorgesteld namens de b.p. m.b.t. de vordering ingediend i.v.m. een mishandeling. HR: art. 81.1 RO. Samenhang tussen 18/02823, 18/02896 en 18/02968.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2020/242
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02968
Datum 4 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 juni 2018, nummer 22/001169-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft J.H. van der Wouden, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de namens de verdachte en de benadeelde partij voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2020.