
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:892
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11-06-2019
- Datum publicatie
- 12-06-2019
- Zaaknummer
-
17/04593
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:620
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:8224, Bekrachtiging/bevestiging
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Opzettelijk onjuist doen van belastingaangifte, art. 69 AWR, feitelijk leidinggeven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, art. 225 Sr en witwassen, art. 420bis Sr door een notaris. Middelen over het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit en bewijsklachten, o.m. dat het opzet ontbreekt nu sprake is van een pleitbaar standpunt, gelet op een uitspraak van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam. HR: art. 81.1 RO.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 26-06-2019
FutD 2019-1713
RvdW 2019/736
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/04593
Datum 11 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 20 september 2017, nummer 21/005720-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2019.