
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:841
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 04-06-2019
- Datum publicatie
- 04-06-2019
- Zaaknummer
-
18/01770
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:333
In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:1004, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Profijtontneming, w.v.v. d.m.v. of uit baten van strafbare feiten, art. 36e.2 (oud) en 36e.3 (oud) Sr. Methode van vermogensvergelijking. Heeft Hof ten onrechte toepassing gegeven aan art. 36e Sr (nieuw), nu feiten zijn gepleegd vóór wetswijziging van 1-7-2011? HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: Hof heeft geoordeeld dat uitkomst van vermogensvergelijking en voordeel verkregen d.m.v. of uit baten van uitkeringsfraude w.v.v. vertegenwoordigt. Dat oordeel is niet z.m. begrijpelijk, nu Hof (grotendeels) in het midden heeft gelaten welke strafbare feiten voordeel hebben gegenereerd. Dat is mogelijk indien Hof heeft beoogd toepassing te geven aan art. 36e.3 Sr. Naar hier toepasselijk oud recht was ontneming o.g.v. art. 36e.3 Sr echter slechts mogelijk indien tegen betrokkene strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld. Nu niet is vastgesteld of gebleken dat dergelijk onderzoek is ingesteld, is niet aan in artikel 36e.3 (oud) Sr gestelde toepassingsvoorwaarden voldaan. Indien moet worden aangenomen dat voordeel (mede) voortkomt uit soortgelijke feiten a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr, blijkt uit 's Hofs vaststellingen dan wel gebezigde b.m. niet dat sprake is van soortgelijke feiten en evenmin dat voldoende aanwijzingen bestaan dat deze soortgelijke feiten door betrokkene zijn begaan.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2019/704
SR-Updates.nl 2019-0253
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
4 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/01770 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 april 2018, nummer 22/000372-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het tweede middel
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd toepassing heeft gegeven aan art. 36e Sr zoals deze bepaling luidt sinds de wetswijziging van 1 juli 2011, terwijl de strafbare feiten waaruit het voordeel zou zijn verkregen dateren van voor deze wetswijziging.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 tot en met 13 is het middel terecht voorgesteld.
3 Beoordeling van de overige middelen
Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de overige middelen geen bespreking.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019.