
Uitspraken
Zoekresultaat - inzien document
ECLI:NL:HR:2019:1848
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26-11-2019
- Datum publicatie
- 26-11-2019
- Zaaknummer
-
18/02580
- Formele relaties
-
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:930
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:1210
- Rechtsgebieden
-
Strafrecht
- Bijzondere kenmerken
-
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Fraude met aanvragen kinderopvangtoeslag. Medeplegen oplichting, meermalen gepleegd (art. 326 Sr), witwassen (art. 420bis.1.b Sr) en deelneming aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr). 1. Wijze waarop p-v van tz. in h.b. is opgemaakt, nu de wet het i.c. opgemaakte ‘verzamel p-v’ niet kent. 2. Niet voorhouden van stukken, art. 301.4 Sv. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/01453 (niet gepubliceerd; art. 80a RO), 18/01804 (niet gepubliceerd; art. 80a RO), 18/03120 (niet gepubliceerd; art. 81.1 RO), 18/03123 en 18/03126 (niet gepubliceerd; art. 80a RO).
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
RvdW 2020/27
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02580
Datum 26 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 maart 2018, nummer 23/004848-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2019.